APV Westervoort


(Algemeen Bindend Voorschrift van een Gemeente)

Inleiding
De wijkraad krijgt regelmatig vragen gesteld en/of klachten gemeld over overlastgevende zaken in de wijk. Behalve als dit gaat over een privé probleem, zal de wijkraad dit in overleg met de gemeente proberen op te lossen. In dat geval zal zij met voorstellen komen. Bij privéproblemen kan en zal de wijkraad alleen een advies geven. De wijkraad kan in sommige gevallen wel bemiddelen of de zaak door verwijzen naar bevoegde instanties.

Vaak gaat het daarbij om onderwerpen als het gebruik van parkeerplaatsen, het plaatsen van schuttingen aan de weg of het stallen van (defecte) voertuigen langs de weg. Soms zijn die ’problemen‘ ook niet oplosbaar. Zo is het aan iedereen toegestaan om op een openbare parkeerplaats bij een woning zijn voertuig te parkeren: privé parkeerplaatsen bestaan niet op gemeentegrond. Het blokkeren van een uitrit of garage is natuurlijk een heel andere zaak.

Bij andere, ’echte‘ problemen zijn alleen de Politie en de BOA‘ (buitengewone opsporingsambtenaren) bevoegd om vast te stellen of er daadwerkelijk sprake is van een ongewenste situatie. Vervolgens bepalen zij of optreden daartegen gewenst en mogelijk is. De regelgeving voor wat wel en niet is toegestaan is in Westervoort is vastgelegd in de APV (Algemene Plaatselijke Verordening), dan wel ligt vast in wetten. Omdat de APV-tekst niet eenvoudig op de website van de gemeente is te vinden, staan hieronder de belangrijkste artikelen afgedrukt.

Het spreekt van zelf dat voor een melding betreffende de APV natuurlijk niet 1-1-2 moet worden gebeld, De BOA‘ zijn voor dergelijke zaken bereikbaar via de servicelijn: 026-3179911 en de politie via het meldnummer voor eenvoudige zaken is 0900-8844.

Artikelen APV

De volgende artikelen zijn overgenomen

Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp

Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op andere wijze hinder of gevaar oplevert.

Artikel 2:58 Verontreiniging door honden

  1. De eigenaar of houder van een hond is verplicht ervoor te zorgen dat die hond zich niet van uitwerpselen ontdoet:
    1. op de weg binnen de bebouwde kom;
    2. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide;
    3. op een andere door het college aangewezen plaats.
  2. Het college kan plaatsen aanwijzen waar het verbod genoemd in het eerste lid, onder a niet geldt.
  3. De strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid gestelde gebod wordt opgeheven indien de eigenaar of houder van de hond er zorg voor draagt dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd.

Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.

  1. Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
    1. onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;
    2. bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;
    3. kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:17 of onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel;
    4. mestopslag, gierkelder of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.
  2. Het is verboden op een door het college aangewezen plaats een door hem aangeduid voorwerp of stof op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben.
  3. Het college kan bij de aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid nadere regels stellen.
  4. Het in dit artikel bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet ruimtelijke ordening of de Provinciale Verordening.

Artikel 4:16 Vergunningplicht handelsreclame

  1. Het is verboden zonder vergunning van het college op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren die vanaf de weg zichtbaar is
  2. Het verbod geldt niet voor onverlichte:
    1. opschriften, aankondigingen of afbeeldingen in het inwendig gedeelte van een onroerende zaak, die niet kennelijk gericht zijn op zichtbaarheid vanaf de weg;
    2. opschriften of aankondigingen op of aan onroerende zaken, daartoe aangewezen door de overheid;
    3. opschriften of aankondigingen kleiner dan 0,50 m2 en de langste zijde korter dan 1 meter die betrekking hebben op:
      • een openbare verkoping of een aanbieding ter verkoop, verhuur of verpachting van een onroerende zaak, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
      • het beroep, de dienst of het bedrijf dat in of op de onroerende zaak wordt uitgeoefend of waarvoor die zaak is bestemd;
    4. opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
    5. opschriften of aankondigingen op of aan onroerende zaken dienstbaar aan het openbaar vervoer, indien deze zijn aangebracht ten dienste van dat vervoer.
  3. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor opschriften of aankondigingen van kennelijk tijdelijke aard, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben, mits:
    1. van het aanbrengen ervan tevoren schriftelijk kennisgeving is gedaan aan het college;
    2. het college niet binnen twee weken na ontvangst van die kennisgeving van enig bezwaar heeft doen blijken;
    3. deze opschriften of aankondigingen niet langer dan negen weken op de onroerende zaak aanwezig zijn.
  4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 kan een vergunning als bedoeld in het eerste lid worden geweigerd:
    1. indien de handelsreclame, op zichzelf of in verband met de omgeving niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand;
    2. in het belang van de verkeersveiligheid
    3. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van een in de de nabijheid gelegen onroerende zaak.
    1. Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de provinciale landschapsverordening.
    2. De weigeringsgrond van het vierde lid onder a geldt niet voor bouwwerken;
    3. De weigeringsgrond van het vierde lid onder b geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wegenverkeerswet.
    4. De weigeringsgrond van het vierde lid onder c geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.

  1. Onder verhuren als bedoeld in dit artikel wordt mede verstaan:
    1. het gebruiken van een voertuig voor het geven van lessen;
    2. het gebruiken van een voertuig voor het vervoeren van personen tegen betaling.
  2. Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet gerekend:
    1. voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, en dit gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden;
    2. voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het derde lid bedoelde persoon.
  3. Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:
    1. drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 25 meter met als middelpunt een van deze voertuigen;
    2. de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken.
  4. Het college kan ontheffing van het verbod verlenen.

Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen

  1. Het is verboden op een door het college aangewezen weg een voertuig te parkeren met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen.
  2. Het college kan ontheffing van het verbod verlenen.

Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.

Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.

  1. Het is verboden een woonwagen, kampeerwagen, caravan, camper, magazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen of ander dergelijk voertuig dat voor de recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:
  2. langer dan op drie achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op een weg binnen de bebouwde kom;
  3. op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
  4. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod.
  5. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Provinciaal wegenreglement of de Provinciale landschapsverordening.

Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen

  1. Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.
  2. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen

  1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter of een breedte van meer dan 2,05 meter te parkeren op een door het college aangewezen plaats, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
  2. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een breedte van meer dan 2,05 meter te parkeren op wegen of weggedeelten binnen de bebouwde kom, waar dit parkeren naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte.
  3. Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur.
  4. Het college kan van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden ontheffing verlenen.

Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen

  1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
  2. Het verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.

Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen

  1. Het is verboden met een voertuig, fiets of bromfiets te rijden door of deze te doen of te laten staan in een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook.
  2. Dit verbod is niet van toepassing:
  3. op de weg;
  4. op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden door of vanwege de overheid;
  5. op voertuigen, waarmee standplaats wordt of is ingenomen op terreinen die voor dit doel zijn bestemd.
  6. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets

  1. Het college kan openbare plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
  2. Het is verboden fietsen of bromfietsen die rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en in een verwaarloosde toestand verkeren, op een openbare plaats te laten staan.